zaterdag 11 februari 2012

Een les wiskunde

‘Odd and even numbers’

De leerlingen leren hoe ze moeten achterhalen of een getal al dan niet even is. De regel is eenvoudig: een even getal is deelbaar door twee, een oneven getal is dat niet. Ik merk dat de kinderen erg veel gokken (trial and error). De leerkracht gaat niet in op de denkwijze van de kinderen. Ze zegt dat het getal in kwestie niet even is en gaat verder op zoek met een andere leerling. Waarom het getal niet even is, wordt niet herhaald of benadrukt. Ik merk dat de sterke leerlingen de regel onder de knie hebben en dat de anderen hun wagentje gewoon aanhangen.
De les verloopt bijzonder leerkrachtgestuurd. Een opvallend verschil met de vorige observatie is dat de verwerkende oefeningen nu niet enkel uit kopiëren bestaan. De kinderen krijgen nieuwe oefeningen van dezelfde soort voorgeschoteld. Bij onze leerlingen (in België) werkt dit vaak uitdagend. Hier is dat niet het geval. De kinderen hechten enorm veel belang aan de vorm. De kantlijn, de titels en andere toeters en bellen zijn piekfijn in orde. Dit doen ze bovendien opvallend zelfstandig. Vanaf het moment dat ze echt aan de slag moeten gaan, valt de motor bij de meesten stil. Het geroezemoes neemt toe en het duurt niet lang voor er geen enkele leerling nog met wiskunde bezig is. De juf zit ondertussen aan haar bureau, ze verbetert het huiswerk van de kinderen. Na een tijd heeft ze er genoeg van. Ze staat op en kijkt de schriften van de kinderen in. Het verwondert haar niet dat het merendeel van de kinderen nog niet aan de oefeningen begonnen is. Een zeer milde vermaning volgt. Ik merk dat de kinderen enorm veel respect voor hun leerkracht hebben. Ze richten het hoofd naar beneden en werken in stilte verder.  Dat respect gaat volgens mij helemaal niet gepaard met angst. De relatie tussen de leerkracht en de leerlingen is joviaal en warm. De kinderen hebben gewoon een probleem met werkhouding en ik denk dat dit probleem voortkomt uit de Keniaanse levenswijze. Het laatste wat ze doen is zich opwinden.
De les loopt op zijn einde. Ik schat dat de helft van de leerlingen nog niet aan de oefeningen begonnen is. Ik vraag wanneer ze hun achterstand inhalen. Blijkbaar gebeurt dat tijdens de ‘free time’. Wanneer dat is, weet ik niet. Thuis kunnen de meeste kinderen geen huiswerk maken. Ik veronderstel dat ze zich tijdens de huiswerktijd voor of na school bijwerken. Ik heb het gevoel dat de kinderen me een beetje naar de mond praten. Ze zeggen geïnteresseerd te zijn en de oefeningen niet moeilijk te vinden. Volgens mij vervelen ze zich regelmatig omdat er niet gedifferentieerd wordt (ze werken niet op hun eigen niveau). Ze stelen telkens weer mijn hart. De spontane manier waarop ze hun boeken aan ons afgeven zonder zich interessant te willen maken of omdat het moet spreekt boekdelen.

Vergadering met het leerkrachtenteam
Katrien vertelt dat we straks vergaderen met de andere leerkrachten. Ze vraagt om een vergelijking te maken tussen onze manier van lesgeven en de Keniaanse manier. Ik merk dat ik dat tijdens de observatie automatisch doe. Ik probeer vooral op zoek te gaan naar positieve dingen. Ik ben hier nog maar pas en ik wil iets kunnen bereiken. Een subtiele aanpak lijkt mij aangewezen. En ik moet ook eerlijk toegeven dat er wel degelijk positieve ervaringen zijn. Door deze te bevestigen hoop ik op toenadering van de leerkrachten. Ik beschrijf enkele concrete situaties.

In klas 5 vraagt de leerkracht wat het doel van de les is. 'What are we going to do?’ Het is heel belangrijk dat de kinderen weten wat de essentie van de les is. Het helpt daarbij dat de leerkrachten steeds een ordelijk bordschema voorzien. Het vak en de titel van de les worden steeds op het bord geschreven. De leerlingen dwalen hier nogal vaak af. Misschien dromen ze eerder weg omdat ze moe zijn. Het zijn erg lange dagen. Op die momenten is het handig dat ze gewoon even een blik op het bord kunnen werpen om terug mee te zijn. Op het einde van de les volgt bovendien een korte samenvatting. Ik probeer voorzichtig aan te brengen dat het een optie is om de leerlingen hier meer bij te betrekken.
De standaardtoetsen bestaan uit meerkeuzevragen.  De leerkracht beseft dat dit extra moeilijk is voor de kinderen en speelt daar goed op in. De kinderen moeten de betekenis van de woorden en de relatie tussen de woorden begrijpen om goed te kunnen antwoorden. Er wordt aan woordenschatuitbreiding gedaan door dingen op het bord te tekenen. Ik benadruk dat veel kinderen leren door te zien. Als iemand me vertelt dat hier blauwe gekko’s leven is de kans groot dat ik volgend jaar aan het twijfelen sla. Als ik zelf zo’n gekko gezien heb, verkleint de kans op vergeten.
Diezelfde leerkracht wandelt rond in de klas. Het is belangrijk dat hij dat doet. Zo kan hij immers problemen opsporen en onmiddellijk ingrijpen.
De lerares van klas zes geeft een schrijfopdracht. Ik krijg een handboek van de kinderen en merk meteen op dat de kinderen erg weinig houvast krijgen. De juf bewerkt het onderwerp van de schrijfopdracht voor door vragen op het bord te schrijven. Tijdens het schrijven valt het me op dat ieder kind in staat is om een vlotte, doorlopende tekst te schrijven. Meer zelfs, de teksten zijn boeiend om te lezen.
De leraar wetenschappen van klas zes onderwijst de kinderen over maïszaden. Het eerste wat hij doet, is de kinderen naar de keuken sturen om zaden te halen. Het is jammer dat de zaden tijdens de les bijna niet gebruikt worden. Maar de aanzet is er! Ik zet die aanzet dan ook extra in de verf en vertel dat ik positieve ervaringen heb met het werken met concreet materiaal. Ik zeg ook dat het bordschema overzichtelijk is en goed aangewend wordt om de leerstof samen te vatten.

Het is misschien vreemd dat ik zo’n vanzelfsprekende voorbeelden op een vergadering aanhaal. Ik denk echter dat positieve bekrachtiging de leerkrachten stimuleert tot ‘meer van dat’. Bovendien horen de andere leerkrachten mij ook. Voor hen is het misschien net dat ene duwtje in de rug dat ze nodig hebben. Ik ben heel tevreden over de vergadering. De leerkrachten hebben het over wederzijds leren en ze kijken er naar eigen zeggen naar uit om samen te werken. Je ziet dat de complimenten hen moed geven. Ook heb ik het gevoel dat Katrien tevreden is. Dat gevoel wordt achteraf bevestigd en ik moet toegeven dat het mij deugd doet. Zo zie je maar, positieve bevestiging werkt stimulerend! Deze gedachte moet ik zeker meenemen naar de klas.

Kwaheri! Tot ziens!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten