vrijdag 24 februari 2012

Wiskunde

Ik geef telkens aan wat ik anders doe, welke vernieuwingen ik probeer in te voeren. Ik herhaal geen dingen maar vul telkens aan. Na iedere les, of na een lessenreeks, ga ik na of mijn persoonlijke doelstellingen en de lesdoelen bereikt zijn. Ik bespreek ook waarom dat wel/niet het geval is.

BREUKEN

Les 1

Doel
Breuken met noemer 12 herkennen, lezen en schrijven.

Wat probeer ik te bereiken?
Tijdens deze les wil ik vooral sterk beginnen. Goed begonnen is immers half gewonnen. Ik heb tijdens de observaties gemerkt dat de leerlingen snel afdwalen. Vandaag wil ik de betrokkenheid zo lang mogelijk zo hoog mogelijk houden.

Wat doe ik anders?
-          Ik probeer de kinderen te motiveren met een realistische introductie. Daarbij laat ik de kinderen het probleem verwoorden. Van meet af aan zorg ik voor een gestructureerd bordschema.
-          Ik voorzie een pamflet met daarop de belangrijkste informatie. De klas moet aangekleed worden. Prenten zijn sowieso een belangrijke steun voor visueel sterke kinderen. Hier dromen de kinderen bovendien veel weg. Ze hebben op zo’n momenten alles gezien behalve de leerkracht. Ik hoop dat hun aandacht nu getrokken wordt door de ‘nieuwe’ pamfletten.
-          Ik vertrek vanuit een hoeveelheid, en niet vanuit een eenheid. Bv. verdeel zes bekers porridge op een faire manier onder drie leerlingen (6 over 3 of 6/3).
-          Na een korte instructie ga ik over op de klassikale inoefening. Ik laat de kinderen werken met concreet materiaal (blokjes).
-          Tijdens de individuele verwerking loop ik rond om zwakke leerlingen op te sporen en te begeleiden.
-          Ik voorzie een afronding. Ik ga samen met de leerlingen na waar de moeilijkheden zitten en laat eventueel een sterke leerling een moeilijke oefening uitleggen. Daarbij let ik vooral op een correcte verwoording. De anderen gebruiken blokjesmateriaal.

Reflectie
De kinderen zijn aanvankelijk vrij schuchter. De vingers gaan duidelijk minder vlot de lucht in. We tasten elkaar een beetje af. De verkenronde duurt gelukkig niet lang. Het concrete materiaal werkt motiverend. De kinderen zijn verbazend snel ‘mee’. Het belang van zien en zelf handelen blijkt andermaal niet te onderschatten. Ik heb de indruk dat de kinderen me soms een beetje gek vinden omdat ik er zo enthousiast invlieg. Het werkt aanstekelijk. De kinderen lachen en hebben plezier maar ondertussen zijn ze wel onbewust aan het leren. De betrokkenheid is zeer groot!
De les is opgesplitst in twee perioden van een halfuur. Tijdens het eerste halfuur werk ik vooral klassikaal. De leerlingen krijgen wel ieder tien rekenblokjes. Het laatste halfuur valt op het einde van de dag. Het verschil met voormiddag is toch wel groot. Het kost me meer moeite om de kinderen aandachtig te houden. Ze zijn het gewoon om het echt wel heel kalm aan te doen als ze zelfstandig oefeningen moeten maken. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Daar speel ik op in door de sterke (en snelle) leerlingen te promoveren tot minimeester. Ze moeten een partner zoeken en die zo goed mogelijk begeleiden. Dubbel profijt!!
De wiskundeleraar neemt de andere aanpak onverwacht goed op. Zijn nieuwsgierigheid wordt geprikkeld door het kleurrijke materiaal. Hij loopt voortdurend door de klas. Hij ziet dat ik zwakke leerlingen probeer op te sporen tijdens de verwerkende oefeningen en begint dat dan spontaan ook te doen. Na de les zoek ik hem op. Ik complimenteer hem uitdrukkelijk en zeg dat we samen veel sterker staan dan alleen. Dat werpt zijn vruchten af: morgen organiseren we een miniklas voor de zwakkere leerlingen!

Les 2

Doel
Breuken met noemer 3, 6 en 9 herkennen, lezen en schrijven als een deel  van een hoeveelheid.

Wat doe ik anders?
-          Ik pak een probleem aan volgens de stappen van Meichenbaum en probeer structuur aan te brengen door de gegevens en het gevraagde met verschillende kleuren te onderlijnen. Ook laat ik de kinderen een antwoordzin formuleren. Ze baseren zich daarbij op de vraag.
-          Tijdens de inoefening laat ik de kinderen per twee werken. Ik geef hen verantwoordelijkheid: ze moeten elkaar controleren.

Reflectie
Ik sta alleen voor de klas. De vakleerkracht moet naar een sportmeeting met klas 8. De stappen van Meichenbaum klinken bekend in de oren van de leerlingen. Hieraan merk ik dat het werk van de vrijwilligers meer is dan een druppel water op een hete plaat. De stapsgewijze aanpak blijkt bijzonder moeilijk te zijn voor de kinderen. Ik heb maar een half uurtje (de vorige les heeft langer geduurd dan voorzien). Daardoor zijn we niet gekomen tot het werken in duo’s. Ik heb al geleerd dat ik me hier niet moet in opwinden. Er zijn hier zoveel dingen die niet lopen zoals ze gepland zijn. Zo is de leerkrachtenbijeenkomst op donderdag intussen afgelast. Het geluk staat echter aan mijn kant. Ik mag/moet de les van de vakleerkracht wiskunde overnemen. Ik beslis om de leerlingen te ‘testen’. Ik heb immers gemerkt dat de meesten echte ‘copycats’ zijn. Ik moet stiekem lachen als de kinderen één voor één door de mand vallen. Tijd voor een ernstig gesprek nu. Ik spreek met de kinderen af dat ze het spel eerlijk moeten spelen omdat ik hen anders onmogelijk kan helpen. Het is tegelijk grappig en ontroerend dat veel kinderen me na de les op het hart drukken dat dit niet meer zal voorvallen.

Huiswerk
Ik heb de kinderen vandaag een alternatief huiswerk gegeven. Ze moeten op zoek gaan naar concreet rekenmateriaal ter vervanging van mijn blokjes. Ik heb bewust geen voorbeelden gegeven tijdens de les omdat ik aan hun keuzes hoop te merken of de boodschap is aangekomen. Ik wil hiermee ook een signaal geven aan de wiskundeleraar. Goed rekenmateriaal hoeft niet duur te zijn! 






Geen opmerkingen:

Een reactie posten