Met Mwanjowu naar de technische school
Ik bezoek de Polytechnic School of Ukunda met Mwanjowu en zijn moeder. Madam Fidelis en Stijn komen ook mee. Ik wil Stijn erbij hebben om zijn gedacht eens te horen en Madam Fidelis is een betrouwbare tolk.
De moeder van Mwanjowu verschijnt een halfuur te laat op de afspraak. ‘Problemen met de matatu.’, zegt ze. Het flauwe excuus irriteert me maar ik laat daar niets van merken. Saolo en Dennis brengen ons naar de school. Het is de eerste keer dat Mwanjowu op een motorfiets zit! Het ontvangst in de school is niet bepaald hartelijk. De leerkrachten inspecteren onze leerling en vellen meteen een oordeel: ‘Te klein en nog veel te jong!’ Het ergste is dat ik ze eigenlijk geen ongelijk kan geven. Ik heb hierover nog niets tegen Stijn gezegd omdat ik zijn mening niet wil beïnvloeden.
De directie wil de jongen pas toestaan als hij zestien jaar is. Daar zijn verschillende redenen voor, de ene al wat aannemelijker dan de andere. Het leeftijdsverschil met de andere studenten is te groot. De meesten zijn tussen zestien en achttien jaar oud. Daardoor wordt het moeilijk om vrienden te maken en lopen we het risico dat de jongen stappen in zijn ontwikkeling overslaat. Is deze jongen bovendien wel sterk genoeg om deze richting nu al te volgen? Ik ben ervan overtuigd van wel. Oké, het is hard labeur, maar de leerkracht is een iel mannetje van een jaar of vijftig en naar eigen zeggen nog steeds de beste in zijn vak. Ik denk dat fysieke capaciteiten niet doorslaggevend zijn om een goede schrijnwerker of timmerman te zijn. Bovendien is onze jongen bijzonder taai, dat heb ik gemerkt tijdens het verplaatsten van het zand voor de kindertuin. Het laatste argument van de directie maakt me kwaad. Ze menen dat ik de jongen kansen ontneem door hem nu al van de lagere school weg te halen. Er zouden immers jongens zijn die vanaf de hogere klassen plots wel goed presteren. Ik geloof niet in mirakels en leg hem de situatie tot in de details uit. Mwanjowu kan niet schrijven en ook lezen vormt een bijzonder groot probleem. De achterstand is gewoonweg niet meer goed te maken. Ik spreek van tijdverspilling en krijg dan de volle laag over me. Hierover verder discussiëren heeft duidelijk geen zin. Als we Mwanjowu hier nu willen binnenkrijgen, moeten we bij het Ministerie van Onderwijs gaan aankloppen.
Buiten praat ik nog eens met Stijn. Hij is nogal nuchter in zo’n zaken en zet mij met mijn voeten op de grond. Ook hij vindt Mwanjowu te jong en vreest dat we zijn jeugd afpakken door hem nu al naar deze school te sturen. Omdat er geen andere opties bestaan in Kenia (er zijn geen secundaire technische scholen) beslissen we dat de jongen nog twee jaar 'mag' rijpen op onze school. Hij heeft het daar per slot van rekening niet slecht. Hij krijgt iedere dag eten en hangt niet rond op straat . Daarna betaal ik misschien de technische opleiding.
Na het bezoek aan de school praat ik met onze dagwaker na over mijn ervaringen. Hij doet me de positieve kant van de zaak inzien. Volgens hem moet ik deze kans benutten om mijn investering te controleren. Komt de jongen iedere dag op tijd naar school? Betaalt hij de schoolrekeningen op tijd? Isaac zegt dat ik ieder trimester een verslag over de jongen moet opvragen. Als de eindafrekening positief is, moet ik met de ouders van de jongen gaan praten. Dat moet een zeer ernstig gesprek zijn. Als de familie het belang van de opleiding niet inziet, moet ik er niet eens aan beginnen. En of de opleiding trouwens belangrijk is voor de moeder van de jongen?! Ze heeft drie kinderen en staat er volledig alleen voor. Als ze ook maar even aan haar eigen oude dag denkt, stuurt ze de jongen vanzelf op tijd naar school. Maar dat is nu net het probleem volgens mij. Sommige ouders zijn zelf nog kinderen. Het gaat nu toch goed? Dus waarom zorgen maken over later? Dat totale gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel veroorzaakt hier veel miserie…
De moeder van Mwanjowu verschijnt een halfuur te laat op de afspraak. ‘Problemen met de matatu.’, zegt ze. Het flauwe excuus irriteert me maar ik laat daar niets van merken. Saolo en Dennis brengen ons naar de school. Het is de eerste keer dat Mwanjowu op een motorfiets zit! Het ontvangst in de school is niet bepaald hartelijk. De leerkrachten inspecteren onze leerling en vellen meteen een oordeel: ‘Te klein en nog veel te jong!’ Het ergste is dat ik ze eigenlijk geen ongelijk kan geven. Ik heb hierover nog niets tegen Stijn gezegd omdat ik zijn mening niet wil beïnvloeden.
De directie wil de jongen pas toestaan als hij zestien jaar is. Daar zijn verschillende redenen voor, de ene al wat aannemelijker dan de andere. Het leeftijdsverschil met de andere studenten is te groot. De meesten zijn tussen zestien en achttien jaar oud. Daardoor wordt het moeilijk om vrienden te maken en lopen we het risico dat de jongen stappen in zijn ontwikkeling overslaat. Is deze jongen bovendien wel sterk genoeg om deze richting nu al te volgen? Ik ben ervan overtuigd van wel. Oké, het is hard labeur, maar de leerkracht is een iel mannetje van een jaar of vijftig en naar eigen zeggen nog steeds de beste in zijn vak. Ik denk dat fysieke capaciteiten niet doorslaggevend zijn om een goede schrijnwerker of timmerman te zijn. Bovendien is onze jongen bijzonder taai, dat heb ik gemerkt tijdens het verplaatsten van het zand voor de kindertuin. Het laatste argument van de directie maakt me kwaad. Ze menen dat ik de jongen kansen ontneem door hem nu al van de lagere school weg te halen. Er zouden immers jongens zijn die vanaf de hogere klassen plots wel goed presteren. Ik geloof niet in mirakels en leg hem de situatie tot in de details uit. Mwanjowu kan niet schrijven en ook lezen vormt een bijzonder groot probleem. De achterstand is gewoonweg niet meer goed te maken. Ik spreek van tijdverspilling en krijg dan de volle laag over me. Hierover verder discussiëren heeft duidelijk geen zin. Als we Mwanjowu hier nu willen binnenkrijgen, moeten we bij het Ministerie van Onderwijs gaan aankloppen.
Buiten praat ik nog eens met Stijn. Hij is nogal nuchter in zo’n zaken en zet mij met mijn voeten op de grond. Ook hij vindt Mwanjowu te jong en vreest dat we zijn jeugd afpakken door hem nu al naar deze school te sturen. Omdat er geen andere opties bestaan in Kenia (er zijn geen secundaire technische scholen) beslissen we dat de jongen nog twee jaar 'mag' rijpen op onze school. Hij heeft het daar per slot van rekening niet slecht. Hij krijgt iedere dag eten en hangt niet rond op straat . Daarna betaal ik misschien de technische opleiding.
Na het bezoek aan de school praat ik met onze dagwaker na over mijn ervaringen. Hij doet me de positieve kant van de zaak inzien. Volgens hem moet ik deze kans benutten om mijn investering te controleren. Komt de jongen iedere dag op tijd naar school? Betaalt hij de schoolrekeningen op tijd? Isaac zegt dat ik ieder trimester een verslag over de jongen moet opvragen. Als de eindafrekening positief is, moet ik met de ouders van de jongen gaan praten. Dat moet een zeer ernstig gesprek zijn. Als de familie het belang van de opleiding niet inziet, moet ik er niet eens aan beginnen. En of de opleiding trouwens belangrijk is voor de moeder van de jongen?! Ze heeft drie kinderen en staat er volledig alleen voor. Als ze ook maar even aan haar eigen oude dag denkt, stuurt ze de jongen vanzelf op tijd naar school. Maar dat is nu net het probleem volgens mij. Sommige ouders zijn zelf nog kinderen. Het gaat nu toch goed? Dus waarom zorgen maken over later? Dat totale gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel veroorzaakt hier veel miserie…